Historicus wordt futuroloog

Historicus wordt futuroloog #1

Alles heeft een verleden. En omdat alles een verleden heeft, zo betoogde een van mijn Groningse docenten, gaat de geschiedwetenschap ook over álles. Daarom, zo meende hij, is niet theologie of filosofie, maar geschiedenis de ware koningin van de wetenschappen.

Als we deze logica volgen, is er in de afgelopen decennia een pretendent opgestaan voor onze academische troon. Immers, het verleden – ons historisch domein – is maar een van de drie tijdsdimensies. De andere twee dimensies zijn het heden en de toekomst.

Als alles een verleden heeft, heeft ook alles net zo goed een toekomst. Een groeiende groep wetenschappers, kunstenaars en denkers zien die toekomst als hun expertise. Zij houden zich bezig met het een losvaste verzameling van onderzoeksrichtingen die ze futures studies noemen. Toekomstenstudies dus.

In een reeks met blogpostjes wil ik die toekomstenstudies leren kennen. Ik denk namelijk dat ik een beter historicus ben als ik begrijp wat er zich afspeelt in dat nieuwe veld dat zich met het radicaal tegenovergestelde bezighoudt. Maar om de future studies te begrijpen, moet ik er een worden: een toekomstdenker.

Academici en charlatans

Voor toekomstdenkers worden verschillende termen gebruikt: futuroloog, futurist, foresight expert, toekomstverkenner. Een artistiek smaldeel binnen de gemeenschap is ‘speculatief ontwerper’. De term ‘futuroloog’ is eigenlijk weer uit de mode. Het zou, zo stelt cultuurwetenschapper Ziauddin Sardar, te veel veronderstellen dat er één vaststaande toekomst is die objectief bestudeerd kan worden. Liever spreken toekomstonderzoekers van meerdere ‘toekomsten’: verbeelde uitkomsten die mogelijk zijn, die we wensen, of die we juist willen vermijden.

Tot mijn verbazing ben ik één term nog niet tegengekomen: futuricus. (Op een heel obscuur Duits forum kom ik wel iemand tegen die sciencefictionschrijver H.G. Wells omschrijft als Futuriker, een variant van Historiker. Voor zover ik kon vinden is dat de enige keer dat die term opduikt.)

Toekomstenstudies zijn binnen de universiteiten niet zo groot als de geschiedwetenschap. Verre van. Niemand in het veld is opgeleid tot toekomstonderzoeker. Ze komen aangespoeld uit andere disciplines, van wiskunde en milieukunde tot sociologie en filosofie. Hier en daar vind je er zelfs een historicus.

Dat het toekomstonderzoekswereldje klein is, betekent niet dat het overzichtelijk is. Ja, in het strikte academische deel ervan zijn er een paar leerstoelen, academische journals en zelfs een handjevol masteropleidingen. Zo kan je aan de Universiteit van Turku in Finland – niet de minste – na twee jaar ploeteren een diploma future studies ontvangen.

Tegelijkertijd bestaat de wereld van toekomstonderzoekers ook uit nog veel groter niet-academisch deel. Daarin vind je ook trend watchers die dé modekleur van volgend seizoen voorspellen, businessgoeroes die tijdens dikbetaalde keynotes orakelen over AI en heel veel rommelige PDF’jes op websites die er weinig future proof uitzien. De academisch verantwoorde futures studies aan de ene kant en de aan charlatanerie grenzende wauwelaars aan de andere zijn echter niet twee gescheiden werelden. Ze lopen in elkaar over en communiceren met elkaar. Het is een spectrum, waarin het midden nog best interessante dingen gebeuren.

Dat maakt het lastig navigeren in de wereld van de futurologie. Wat is academisch verantwoord toekomstdenken? Wat is creatieve vrijheid? En wat is gewoon je reinste onzin?

Waarom de toekomst?

Als historicus ben ik het afgelopen twee jaar gefascineerd geraakt door onze visies op de toekomst en hoe die samenhangen met de verhalen die we vertellen over het verleden. Binnen een onderzoeksgroep over de geschiedenis van rampen, geleid door Lotte Jensen, dachten we ook na over wat we aan al die historische kennis hadden in het nu. Konden samenlevingen beter leren omgaan met rampen? Konden we rampspoed misschien zelfs voorkomen?

Ik zei dat dat over het nu ging, maar eigenlijk gingen die vragen over de toekomst. Immers, iets voorkomen of voorbereiden is actief je toekomst maken. Wat moest ik, als historicus, expert in datgene dat is geweest, met datgene dat nog kan komen? Met die vraag – mede gevoed door mijn grote liefde voor science fiction – begon mijn nieuwe academische fascinatie.

Toegegeven, ik ben niet de enige historicus die de recentelijk de toekomst heeft ontdekt. In het afgelopen jaar werden er in Nederland en Vlaanderen al twee symposia over de geschiedenis van de toekomst georganiseerd. De een ging over de toekomst in de negentiende eeuw, de andere over de vroegmoderne periode (c. 1500-1800). De Historicidagen, een tweejaarlijks congres voor alle Nederlandse geschiedkundigen, staat in 2026 ook in het teken van de toekomst. Kortom: onder historici is de toekomst hip.

In het komend academisch jaar – 2025-2026 – ga ik me daarom bijscholen tot futuroloog, toekomstverkenner of, ja, ‘futuricus’. Ik ga onderzoekers uithoren, stapels publicaties doorspitten en, wie weet, me zelf nog eens wagen aan toekomstscenarios. Van mijn observaties doe ik verslag in blogpostjes.

Dit is aflevering 1. De rest is gesch… ik bedoel: toekomst.